Copyright 2013-2015 Marnix Berkhoff
Het ontstaan van het NIVONpad door Drenthe van 1975. Interview met Lau van Schaik  interview: drs. Marnix Berkhoff (2015)  Op 31 mei 1975 werd in Drenthe tussen Noordlaren en Havelte het eerste na-oorlogse, gemarkeerde wandelpad van  Nederland geopend. De Stichting Lange Afstandwandelpaden (nu Stichting Wandelnet) bestond nog niet en het  opzetten van het pad was een gewestelijk initiatief van het NIVON Noord. Mede-initiator Lau van Schaik haalt  herinneringen op over waar het idee voor het pad vandaan kwam, hoe het pad gestalte kreeg, de komst van het  Pieterpad op hetzelfde traject en hoe het NIVONpad door Drenthe werd opgevolgd door het Drenthepad.   Inleiding 1. Waar kwam het idee voor het NIVON wandelpad vandaan?  2. Waarom was een wandelpad iets voor het NIVON?  3. Hoe gingen jullie van start?  4. Hoe werd de route samengesteld?  5. Was er een budget?  6. Hoe kwam de markering tot stand? 7. Hoe kwam het routeboekje tot stand? 8. Was er een herinnering voor wandelaars na afloop van de tocht?  9. Hoe werd het pad in gebruik genomen?  10. Hoe raakte het pad bekend?  11. En toen kwam het Pieterpad?  12. Hoe is  het met het NIVONpad door Drenthe afgelopen? Inleiding  Welke wandelaar heeft er niet van gehoord? Het verhaal van de dames Toos Goorhuis en Bertje Jans die na een heerlijke vakantie  in het Zwarte Woud de stoute schoenen aantrokken en tussen hun beider woonplaatsen Groningen en Tilburg een wandelpad  uitstippelden? De routebeschrijving die onderweg werd bijgehouden, “zodat de kinderen het nog eens konden nalopen”,  veranderde gaandeweg in een route dwars door Nederland heen, van Pieterburen bij de Waddenzee tot de Pietersberg bij  Maastricht. In 1983 werd het Pieterpad, waar we het natuurlijk over hebben, geopend. Het wandelpad bracht in de jaren die  volgden, vele duizenden mensen, jong en oud, in beweging. Minder goed bekend, vandaag, is dat het Pieterpad deels gebruik  maakte van twee bestaande wandelpaden: het NIVONpad door Drenthe, dat in 1975 in gebruik was genomen en dat de voorloper  is van het huidige Drenthepad, en het NIVONpad door Overijssel uit 1979, dat later vervangen werd door het Overijssels  Havezatenpad. Beide wandelpaden, met een lengte van 110 en 160 kilometer, waren de eerste twee gemarkeerde lange  afstandwandelpaden die nieuw ontwikkeld waren nadat in 1954 de oude Bondswandelwegen waren opgeheven. Deze  wandelroutes waren uitgezet en onderhouden door de ANWB en dateerden nog van voor de oorlog. Voor het ruim 3000 kilometer  grootte Bondswandelwegennetwerk was de belangstelling in de periode van de Wederopbouw echter geheel verdwenen.   De jaren zeventig brachten een nieuwe fase voor het vrijetijds wandelen in Nederland. “Wij, maar verder ook niemand heeft zich  ooit gerealiseerd of kunnen voorstellen, wat dit initiatief voor gevolgen zou kunnen hebben”, zegt Lau van Schaik, 87 jaar oud en  één van de oorspronkelijke drie initiatiefnemers van het NIVONpad door Drenthe. “Ik was eigenlijk op zoek naar een fotoclub  zonder poespas, toen ik bij het NIVON belandde”, herinnert Lau zich, nu zoveel jaren later en in het bijzijn van Vicky, met wie hij  inmiddels 58 jaar getrouwd is. “Ik wou betere foto’s leren maken en ook afdrukken. De sfeer bij het NIVON sprak me erg aan en  nadat we met het gezin met een NIVON vakantiereis naar Zwitserland waren geweest, werden wij beiden ook lid van de NIVON  Bergsportgroep. Maar er was bij het NIVON veel meer te doen. Toen ik op een ledenvergadering wat opmerkingen maakte, werd  ik vrij snel daarna benaderd door het Gewest Noord om penningmeester van het bestuur te worden.” In de daarop volgende jaren  is Lau binnen het NIVON op vele terreinen en in meerdere (landelijke) bestuursfuncties actief gebleven. Tot op hoge leeftijd nog  maakte hij samen met Vicky, lange wandelingen in binnen- en buitenland. Hij is mede-verkenner/auteur van het Domelapad  (1994), het Drenthepad (1996) en het Jabikspaad (1998), de Friese aanlooproute van de pelgrimstocht naar Santiago de  Compostella.   1. Waar kwam het idee voor het NIVON wandelpad vandaan?  “Na de zomervakantie van 1973 vertelde Ton Langebeek in een bestuursvergadering laaiend enthousiast over zijn  vakantiebelevenissen in Oostenrijk. Ton was ook lid van de gewestelijke Bergsportgroep en had met zijn gezin de Nord-Süd  Weitwanderweg gelopen. Daarbij hadden zij ’s nachts overnacht in berghutten van de Österreichische Alpenverein en in  Naturfreunde Häuser van de Österreichische Naturfreunde, een zusterorganisatie van het NIVON. “Waarom zouden we niet”, zo  zei Ton, “een gemarkeerde wandelroute uitzetten tussen de NIVON natuurvriendenhuizen De Hondsrug in Noordlaren en het  Hunehuis in Havelte? Delen van de route kunnen we dan gebruiken tijdens de NIVON Paastrektochten?” Dat waren meerdaagse  wandeltochten die we jaarlijks met Pasen organiseerden en die binnen ons gewest altijd veel belangstelling trokken. We  overnachtten dan in eenvoudige onderkomens als schuren en kampeerboerderijen. Het maken van een eigen pad was een wild  plan natuurlijk, maar het bestuur vond het wél een leuk idee! De Bergsportgroep mocht de mogelijkheden voor zo’n route  onderzoeken en dan in het voorjaar van 1974 een uitgewerkt voorstel inclusief begroting presenteren aan de jaarvergadering.  Mooie bijkomstigheid was dat het plan prachtig paste in het NIVON-thema van dat jaar: “Lekker ijgenweis leven”, dat werd  gehouden in het kader van het 50 jarig bestaan van het NIVON.”  2. Waarom was een wandelpad iets voor het NIVON?  “Het NIVON, het Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk, was na de oorlog ontstaan omdat toen  twee organisaties in elkaar waren geschoven. Dat was het Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling, het IvAO, en de Nederlandse  Arbeiders Reis Vereniging, de NARV. Het IvAO had de avondschool tot wapen. Daar gaven onderwijzers, eigenlijk zonder dat ze  daar voor betaald werden, rekenen, taal en discussievaardigheden aan mensen die op hun elfde, twaalfde jaar van school waren  gegaan om te gaan werken. Daar hoorde ook scholing op het gebied van zinvolle vrijetijdsbesteding bij, zoals kunst, wandelen en  kennis van de natuur. Daarom was er bij het NIVON ook zoveel te doen. Het maakte de mensen weerbaar. De NARV was er om zo  goedkoop mogelijke vakanties te organiseren voor arbeiders die op vakantie wilden. Dat kon dan met overnachtingen in eigen  natuurvriendenhuizen of in bevriende huizen. De reizen waren heel eenvoudig en goedkoop. Solidariteit en samen doen waren erg  belangrijk. Nu, onze internationale vrienden in Oostenrijk bleken dus hun Naturfreunde Häuser met wandelpaden aan elkaar te  hebben verbonden. Dus …” 3. Hoe gingen jullie van start?  “Na de bestuursvergadering lichtten Ton en ik eerst de Bergsportgroep in. In de Bergsportgroep leerden we vaardigheden die  nodig waren om veilig in de bergen te kunnen wandelen, zoals oriëntering, klimtechnieken, het werken met touw en de gevaren  van zelfoverschatting. Voor de conditie, en de gezelligheid natuurlijk, hielden wij verder op de eerste zondag van de maand  wandelingen met een lengte van zo’n 25 kilometer. Dat was vaak in Drenthe. Het idee van een gemarkeerde wandelroute sprak  tot de verbeelding. We wisten allemaal van het bestaan van gemarkeerde wandelpaden in het buitenland, of hadden er zelf wel  eens gebruik van gemaakt. Samen met technisch leider Henk Bosch, vormden Ton en ik zelf daarop een werkgroep, een soort  bestuurtje. Henk wist alles van kaart en kompas en kende Drenthe als zijn broekzak. Op de gewestelijke voorjaarsvergadering  van maart 1974 heeft Ton toen een uitgewerkt plan gepresenteerd voor een gemarkeerd wandelpad tussen beide  natuurvriendenhuizen in Noordlaren en Havelte. Het plan kreeg groen licht van de leden. Iedereen kende de met paaltjes  gemarkeerde rondwandelingen van Staatsbosbeheer, dus zo’n wandelpad zou wel goed komen.”  4. Hoe werd de route samengesteld?  “Henk was van beroep hoofd van de Tekenkamer van de Planologische Dienst in Groningen. Als zodanig was hij bevriend met zijn  collega in Assen. Die was geen lid van de natuurvrienden, maar die wilde wel helpen. Ik dacht dat hij Hans Sluiter heette, dat kan  ik me niet goed meer herinneren. Dat was natuurlijk heel praktisch omdat de route geheel door Drenthe was geprojecteerd. Deze  Hans had ook weer goede contacten met de jongens van Staatsbosbeheer. Op dat kantoor in Assen hebben we toen de benodigde  stafkaarten schaal 1:25.000 aaneengesloten op de achterkant van een oude schoolkaart geplakt en een voorlopige route uitgezet.  Vast stond toen al wel dat het Meindertsveen, het in ontwikkeling zijnde museumdorp Orvelte en het Melkwegpad, bij de  Radiosterrenwacht en naast het voormalig kamp Westerbork, in de route opgenomen moesten worden. Het herinneringscentrum  zoals dat er nu is, bestond toen nog niet. Het kamp was na het vertrek van de Molukkers die er na de oorlog woonden,  afgebroken en alleen de commandantwoning stond er nog.”  “Met ingetekende zwart-wit kopietjes van stafkaarten in de hand, zijn we toen de voorlopig beoogde route in het veld gaan  verkennen. En zijn we gaan kennismaken met de grondeigenaren en -beheerders. Dat laatste betekende heel simpel: aanbellen  en vragen aan mensen die je tegenkwam, wie de eigenaar was. We deelden de route in drieën en ieder zou een deel voor zijn  rekening nemen. Ton was goed bekend in het Noordelijk deel. Hij was een vooraanstaand vakbondsman in Noord-Nederland en  kwam vanwege zijn werk vaak in dat deel van Drenthe. Ook had hij als ANWB kampeerconsulent geregeld contact met  Staatsbosbeheer. Dus Ton deed het deel vanaf het natuurvriendenhuis in Noordlaren tot zo ongeveer Schoonlo. Henk was overal  wel bekend en deed het middenstuk, eerst tot Hooghalen, later tot de brug over het Oranjekanaal bij Hijken. Het tussenliggende  terrein bleek namelijk eigendom van Levensverzekeringsmaatschappij “Utrecht” en de contactpersoon daar bleek weer een oude  bekende van hem te zijn! Ik zelf deed het Zuidelijke deel tot het Hunehuis in Havelte. Daar was ik namelijk weer bekend. Zo  bleek de boswachter van Dwingeloo een oud stagiair bij mij op het werk te zijn geweest en ik had meerdere malen met het  NIVON Leeuwarden op het Staatsbosbeheerterrein Lheederzand gekampeerd.”  “Het wekt dus allemaal het idee van vriendjespolitiek. Maar je moet je voorstellen, het idee om een wandelpad uit te zetten was  volkomen nieuw. Grondeigenaren en -beheerders zagen kermisachtige, vierdaagse taferelen voor zich die hun natuurgebieden  ontheiligden. Deze mensen moesten heel voorzichtig benaderd en overtuigd worden. Maar dat lukte bijna altijd wel meteen. We  schreven dan een briefje aan onszelf en dat lieten we ondertekenen en dan hadden we op papier dat er toestemming was. Ach,  eigenlijk waren overal wel kennissen en kennissen van kennissen en vooral hulpvaardige mensen. Daarop heeft het gewestelijk  bestuur de verantwoordelijkheid voor het pad verdeeld over de verschillende plaatselijke afdelingen. Ton zei “we moeten de  afdelingen erbij betrekken, want dan is het ook hun pad”. Dus Henk schreef in de periodieke rondschrijfbrief van de Bergsport dat  we toestemming van het gewestelijk bestuur hadden gekregen om palen in het veld te plaatsen en dat we dan en dan ’s avonds  in Groningen bij elkaar zouden komen voor de werkverdeling. Zo kregen de plaatselijke afdelingen Leeuwarden, Assen, Meppel,  Emmen, Hoogezand en Groningen elk een deel van de route toegewezen om dat te markeren en om dat daarna te onderhouden.  Daar werden ook wel de maandelijkse wandelingen van de Bergsportgroep voor gebruikt.”  5. Was er een budget?  “Op de voorjaarsvergadering van het gewest werd afgesproken dat de kosten die we maakten, voorlopig ten laste van de  Bergsportgroep zouden komen. Omdat ik van beroep administrateur was bij de Dienst Sport en Recreatie van de gemeente  Leeuwarden, was ik dus al benoemd tot penningmeester van het Gewest Noord. Het budget van de Bergsport heb ik toen  aangepast met een paar interne verschuivingen. Maar wat waren nou de kosten die we maakten? Wat postzegels, reiskosten en  consumpties. Verder niet. Alles ging zo goedkoop mogelijk. Het was allemaal liefdewerk oud papier. Toch ging de Bergsportgroep  toen wel over haar budget heen, maar daar heeft het gewestelijk bestuur bijgesprongen en dat werd weer door de  ledenvergadering gewettigd. Omdat het jaar daarop echter ook de palen voor de markering moesten worden gekocht, heeft Henk  met hulp van Hans Sluiter een brief naar Gedeputeerde Staten Drenthe gestuurd met daarin onze plannen en een begroting. Daar  werd positief op gereageerd en we kregen voor 1975 een subsidie van ruim fl 9.000, -.”  6. Hoe kwam de markering tot stand?  “Toen het zeker was dat we subsidie zouden krijgen van de provincie Drenthe, durfden we het aan om houten palen voor de  markering te bestellen. Daar waren er in totaal wel een 600 van nodig. Het model met de witte kop keken we af van  Staatsbosbeheer. Die gebruikten voor hun wandelroutes ronde palen met een kleurig geverfde, schuin afgezaagde kop. Om  verwarring met de Staatsbosbeheerpaden te voorkomen, kozen wij voor halfronde palen. Verder verfden we er op de platte kant  ook nog een rode N van NIVON op. In het voorjaar van 1975 hebben we bij twee houtveredelingsbedrijven offerte opgevraagd  voor de levering van gewolmaniseerde, half door midden gezaagde palen met een doorsnee van zo’n 12 tot 14 centimeter. Streng  verboden nu voor het milieu, dat wolmaniseren, maar dat wisten we toen nog niet. Ze gingen er wel lang van mee! Toen de  verschillende plaatselijke afdelingen de palen gingen plaatsen, bleken die veel te zwaar. Leden uit de afdeling Emmen hebben ze  daarop op een zaterdag bij en met hulp van de leverancier in de lengte doormidden gezaagd. Toen hadden we voor hetzelfde geld  twee keer zoveel palen, die ook nog makkelijker waren te vervoeren! En omdat ze nu twee platte kanten hadden, waar we een  rode -N- op schilderden, konden ze ook nog van twee kanten gelezen worden! Later hebben we ook wel dunnere, ronde palen  gebruikt. Die waren een stuk lichter in het gebruik.”  “Ook op het plaatsen van de palen hadden we ons verkeken. Delen van de route konden niet per auto bereikt worden. Dat  betekende dat palen en grondboor vaak per fiets vervoerd moest worden. De afdeling Assen had het echter mooi voor elkaar. Een  lid daar, die sergeant-majoor was, organiseerde met zijn rekruten veldoefeningen in de storingsvrije zones rond de  radiotelescopen bij het Melkwegpad. De soldaten hadden de kaartkwadranten meegekregen waar de palen geplaatst moesten  worden en liepen met een munitiekar volgeladen met palen en die grondboor de route af. De sergeant-majoor liep er achter aan  om te zien of de palen inderdaad op de juiste plek belandden. De ene na de andere paal belandde dus op de goede plek op de  wandelroute, toen ik zelf op een zaterdag een telefoontje kreeg van een gemeenteambtenaar in Ansen. Er was een klacht bij hem  ingediend dat er “zomaar een paal met een rode -N- op zijn terrein was geplaatst!”. Ik was stomverbaasd. Alles was tot nu toe  prima geregeld en afgesproken. Goed dan. Ik mocht op zondagmiddag op de thee komen en dan zou die eigenaar het me wel  laten zien. Ik daarheen met een doos sigaren. Wat bleek nou? Achter het theehuis liep de route door een klein eikenhakhoutbosje  waarin, haaks op de looproute enkele greppels en walletjes liepen. Die greppels waren eigendomsgrenzen en dat kleine bosje had  vier verschillende eigenaren en onze paal stond op zijn grond! “Dus”, zei ik, “die paal moet daar weg?!” Nee, dat hoefde nou ook  weer niet, “Maar”, zei hij, “jullie hadden het me wel even moeten laten weten”, tegelijkertijd stak hij de doos sigaren in zijn zak!”  7. Hoe kwam het routeboekje tot stand?  “Tijdens het verkennen van de route was ik in contact gekomen met mensen van de Grontmij. Die waren toen op diverse plekken  in Drenthe bezig met ruilverkavelingen. Door het uitruilen van hun versnipperde landerijen, kregen boeren hun gronden direct  rond de boerderij. Ook kwamen er betere wegen en de waterafvoer werd verbeterd. Maar daar was niet iedereen even blij mee.  Milieugroepen protesteerden dat het ten koste van de natuur ging. Dus de Grontmij wou wel meewerken aan iets waarmee ze  hun naam konden verbeteren. Na overleg op het hoofdkantoor in Assen over hoe de Grontmij kon bijdragen, boden zij aan dat  hun Tekenkamer de routekaartjes zou maken. In ruil daarvoor vroegen ze toestemming om in het boekje een afbeelding van een  houten schaftkeet te mogen plaatsen, met daaronder de tekst: “U komt ons vast nog wel eens tegen”. Ik kan nu echt wel zeggen  dat zonder kaartjes, dus zonder hulp van de Grontmij, het boekje er nooit op deze manier was geweest en dat het wandelpad ook  niet zo populair was geworden. In 2000 werd ik nog eens door mijn vrienden van de Grontmij gevraagd of zij bij het vijfentwintig  jarig bestaan van het pad “nog wat voor mij konden betekenen” (sic!), maar van een viering is toen niets terecht gekomen.”  “Tijdens het verkennen van de route hebben Henk, Ton en ik zelf, elk voor ons eigen deel een routebeschrijving gemaakt. Die  maakten we alleen voor de heenweg, van Noordlaren naar Havelte. Bij het maken van een beschrijving voor de terugweg hebben  we niet stil gestaan. Tijdens het plaatsen van de palen werd de routebeschrijving nog eens gecontroleerd en waar nodig  bijgewerkt. Ondertussen had ik uit een advertentie een poppetje uitgeknipt van een wandelaar met rugzak. Dat heb ik gebruikt  om de kaft van het boekje, het herinneringsspeldje en de stempels voor de stempelkaart te ontwerpen. Henk heeft toen met zijn  collega’s op de tekenkamer van de Grontmij, als eindredacteur, alle kaarten en teksten nog eens gecontroleerd en toen tot een  boekje gemaakt. Daarna is het hele pakje met een begeleidend schrijven van gewestelijk voorzitter Bram Kramer, aan het  landelijk bureau in Amsterdam gepresenteerd. Daar, op de huisdrukkerij is het boekje toen gedrukt. Bij een eerste herdruk  verdween overigens de schaftkeet van de Grontmij alweer uit het boekje. Later is ook het mannetje op de kaft nog eens  omgedraaid. Het NIVON was links en dat moest “waar mogelijk ook in beeld worden uitgedragen”. Ik vond het juist leuk dat hij  naar rechts liep, richting de toekomst …”  8. Was er een herinnering voor wandelaars na afloop van de tocht?   “In het routeboekje zat een stempelkaart. Daar konden wandelaars stempels op laten zetten als bewijs dat ze de stempelposten  onderweg op de route waren gepasseerd. Die stempelposten konden een café zijn, of een winkel. Nadeel was wel dat wandelaars  zondags voor een dichte deur konden komen te staan. Had je de kaart vol, dan kon die worden opgestuurd naar ons eigen  NIVONpadsecretariaat. Voor een paar gulden kreeg je dan een herinnering. Naar voorbeeld van de Oostenrijkse Wandernnadel,  hadden we daarvoor ronde speldjes laten maken en er was een oorkonde. Speldjes waren er in verschillende soorten, naargelang  het aantal keren dat de route gelopen was. Bronzen en goudkleurige, met in het rood het embleem dat op het boekje staat, en  zilver met een groen embleem. Ja, nu lachen we daarom. Een route van 110 kilometer en daar krijg je een op naam gestelde  oorkonde voor! Maar die bleken toch wel belangrijk. Toen we het NIVONpad in vier dagen organiseerden in 1976, heb ik op de  laatste dag op de Dwingeloose heide iemand gestopt die liep te wankelen en te hijgen, en ook nog hartpatiënt bleek. “Ja, maar  dan krijg ik mijn speldje niet!” Het jaar erop heeft hij in het Hunehuis overnacht en het pad afgemaakt. Het speldje hebben we  hem toen samen met een bosje bloemen toegestuurd.”  9. Hoe werd het pad in gebruik genomen?  “De officiële opening in Orvelte had vooraf wat aandacht in de media gekregen. Er had een aankondiging in het Nieuwsblad van  het Noorden gestaan en de zondag ervoor had Bert Garthoff in het VARA radioprogramma “Weer of geen weer”, de voorloper van  “Vroege vogels”, samen met dr. Fop I. Brouwer, van “Wat groeit en bloeit en ons altijd weer boeit”, een prachtig verhaal gehouden  over het “parelsnoer door Drenthe” en de bijzondere planten die onderweg te vinden waren. Op zaterdag 31 mei 1975, de dag  van de officiële opening, waren dan ook best wat mensen naar Orvelte gekomen. NIVONbestuurders uit heel Nederland, mensen  van Staatsbosbeheer, de Grontmij en vier of vijf burgemeesters van gemeenten waar het pad doorheen liep. Er was een  bescheiden receptie en Drents Gedeputeerde Daan Huizinga was bereid om als openingshandeling de laatst ontbrekende  markeringspaal te plaatsen. Daar had ik een halfronde paal voor geprepareerd. Aan de platte kant van de paal, onder de wit  geverfde kop, had ik een rechthoek weg gefreesd en zo, verzonken, een aluminium plaatje geplakt met daarop de tekst:  “Sluitpaal van het NIVONpad tussen de natuurvriendenhuizen de Hondsrug in Noordlaren en het Hunehuis bij Havelte. Geplaatst  door Daan Huizinga, gedeputeerde van de Provincie Drenthe, op 31 mei 1975”. Nadat gedeputeerde Huizinga de paal in het  voorgeboorde gat had laten zakken en het driehoekige NIVON fietsvlaggetje had weggetrokken dat voor het plaatje hing, was het  pad officieel geopend. De volgende dag ben ik toen samen met Vicky vanaf het Hunehuis gestart en hebben we samen het pad in  omgekeerde richting gelopen. Van Havelte dus naar Noordlaren.”   10. Hoe raakte het pad bekend?  “Met de opening van het pad traden Henk, Ton en ik zelf als werkgroep terug en trad een nieuw NIVONpadbestuur aan onder  voorzitterschap van Joost Berman. Wat er verder met het pad gebeurde heb ik alleen zijdelings meegekregen. Ik was weer druk  met andere activiteiten binnen het NIVON. Na de opening werd het pad vooral gebruikt door de Bergsportgroep en andere  NIVONleden. De Grontmij had nog een mooie kleurenfolder van het pad gemaakt. Ik heb er zelf nooit één gehad. Die folder was  roofgoed. Ik heb hem zelfs bij Bergsporters thuis in Rotterdam zien liggen! Via de huiswachten van beide natuurvriendenhuizen  merkten we wel dat het drukker werd met wandelaars. Een belangrijke impuls voor de bekendheid was het NIVONpad in vier  dagen. Dat heb ik samen met Vicky en de hulp van het landelijk bureau in Amsterdam georganiseerd. Daar kwamen zo’n veertig  leden uit het hele land op af. Het was een groot succes. Hier zaten mensen bij die later ook andere paden in Nederland hebben  helpen opzetten. Mond op mond reclame bracht verder ook mensen van buiten het NIVON naar het pad. Als voorwaarde voor de  provinciale subsidie was het routeboekje ook te krijgen bij de VVV. Een enkele keer werd het pad in de krant genoemd en in 1980  kwam het boekje Stappen. Twaalf voetpaden in Europa uit. Hierin stonden twaalf wandelverslagen die Henk Raaff in de rubriek  Stappen in de Volkskrant had gepubliceerd. Het werd een populair boekje en het NIVONpad stond er ook in!”  11. En toen kwam het Pieterpad?  “Ja. In 1978 hebben de dames Goorhuis en Jans als onderdeel van wat later het Pieterpad werd, het stuk van Noordlaren tot  voorbij Schoonlo gelopen. Maar dat wisten we natuurlijk niet. Hoe de aanleg van het Pieterpad is gegaan, is verder langs me heen  gegaan. Ik was in het landelijk bestuur van de Bergsport bezig en deed nog andere dingen. Ik hoorde wel opmerkingen als van  “nu hebben ze het pad van ons afgepakt” en “nu kopen de mensen geen boekjes meer en weten we niet meer hoeveel mensen  ons pad lopen”. Zelf had ik er niet al te veel moeite mee. Op het landelijk bureau in Amsterdam, maar ik zelf ook hoor, zagen ze  het Pieterpad als een mooie reclame voor het NIVON, maar ik weet dat Ton het er heel moeilijk mee heeft gehad.”  12. Hoe is  het met het NIVONpad door Drenthe afgelopen?  “Toen we met het ontwikkelen van het NIVONpad in 1974 begonnen, kregen we al snel uit het gewest Overijssel de vraag:  “Mogen wij jullie pad verlengen” (sic!). Dat vonden wij natuurlijk prima en zij hebben toen het pad verlengd van het Hunehuis in  Havelte, via het natuurvriendenhuis Krikkenhaar bij Almelo naar het huis Den Broam in Buurse. Dat werd in 1979 geopend als  NIVONpad door Overijssel. Nadat onze gewestelijke voorzitter Bram Kramer naar Apeldoorn was verhuisd, heeft het gewest  Gelderland het Gelre-pad gemaakt. Dat verbond Den Broam, via het ABK–huis bij Eerbeek met het natuurvriendenhuis De  Bosbeek bij Bennekom. Inmiddels waren landelijke wandelorganisaties als de KNBLO, de NWB en anderen wakker geworden. Zij  verweten het NIVON dat die in hun vijver aan het vissen was. Maar wij konden aan de hand van het verleden aantonen dat wij  gewoon intern bezig waren met ons “ontwikkelings- en cultuurbeleid”. Op initiatief van André van der Louw, toen minister van  CRM, zijn toen in 1980 ongeveer vijftien organisaties ondergebracht in de Stichting Lange Afstandwandelpaden (SLAW), nu  Stichting Wandelnet geheten. Dat betekende voor het NIVON dat het opzetten van een wandelpad geen intern, gewestelijk  initiatief meer was, maar werd bepaald door het gezamenlijk bestuur van de SLAW.”  “Zó kreeg Ton toen de vraag om het Zwerfsteenpad aan te leggen van Noordlaren over de Hondsrug naar Emmen. Met de komst  van het Pieterpad was het aantal wandelaars van het NIVONpad door Drenthe duidelijk afgenomen. De aanleg van het  schitterende Zwerfsteenpad, kon het verlies aan wandelaars echter niet compenseren. Na overleg en goedkeuring door de SLAW,  werd besloten dat het NIVON de bestaande delen van de wandelpaden in Drenthe als basis zou gebruiken voor de aanleg van een  streekpad met geelrode markering. Daarbij zou heel Drenthe omsloten worden. En daar ben ik dan zelf weer bij betrokken  geweest. Omdat bij een streekpad het beginpunt tevens eindpunt van de route is, hebben we toen het Zuidelijk deel van het  NIVONpad van Havelte via herinneringscentrum Westerbork en Orvelte met Emmen verbonden, het eindpunt van het  Zwerfsteenpad. Om het pad te sluiten, is door Westelijk Drenthe, tussen Noordlaren en Havelte via Eelde, Norg en Diever een  nieuwe route ontworpen. Daar heb ik zelf het stuk van Norg naar Havelte van verkend en beschreven. En zo is het Drenthepad de  opvolger van het NIVONpad door Drenthe van 1975 geworden.”  Lau van Schaik is kort na het interview in 2014 overleden. 
Nivonpad door Drenthe. 1975-2013